De zaak over de kredietgaranties van Havenbedrijf Rotterdam aan kredietverstrekker Commerz wordt opnieuw behandeld. Daartoe heeft de Hoge Raad vrijdag beslist.
Daarmee krijgt de havenaffaire die de gemoederen al tijden bezig houdt een nieuwe wending, waarbij de kans bestaat dat het havenbedrijf alsnog moet betalen. De zaak is doorverwezen naar het hof Amsterdam.
Van den Nieuwenhuyzen
In 2004 verstrekte het Havenbedrijf Rotterdam kredietgaranties aan een aantal investeringsmaatschappijen en banken, waaronder Commerz. Op basis van die garanties hadden de banken miljoenenleningen verstrekt aan de RDM-bedrijven van zakenman Joep van den Nieuwenhuyzen.
Leningen onbevoegd verstrekt
De zaak kwam in 2004 aan het rollen toen bleek dat RDM de leningen van banken niet kon terugbetalen. Zij eisten geld van de gemeente Rotterdam en het havenbedrijf. Achteraf bleek dat de garanties zijn verstrekt door toedoen van oud-directeur Willem Scholten van Havenbedrijf Rotterdam, die daartoe niet bevoegd was. Scholten werd daarvoor eerder veroordeeld.
Volgens de Hoge Raad blijkt uit antwoorden van het Hof van Justitie van de Europese Unie over de kwestie dat op onvoldoende gronden is geoordeeld dat de garantieverlening aan de overheid is toe te rekenen en dat er dus sprake is van staatssteun.
Het Havenbedrijf heeft altijd beweerd dat de garantieregeling door Scholten moet worden gezien als onrechtmatige staatssteun, waarmee de garantieverstrekking door de havenbeheerder ongeldig zou zijn.
Eerder had het hof in Den Haag om die reden in het voordeel van het havenbedrijf beslist. Een vordering van Commerz van ruim 20 miljoen euro tegen het havenbedrijf werd daarbij afgewezen.
Mocht er overigens sprake zijn geweest van staatssteun moet volgens de Hoge Raad verder worden onderzocht of Commerz naast de RDM-bedrijven door de kredietgarantie concurrentievoordeel heeft verkregen. Om een passende sanctie op te kunnen leggen, is het nodig om vast te stellen wie er voordelen van hebben gehad.
Geef een reactie