De commune criminaliteit is over de afgelopen jaren drastisch gedaald, mede dankzij gemeentelijk preventiebeleid. Dat is mooi, maar nog geen reden om slingers op te hangen. Politie en justitie hebben het drukker dan ooit. Criminaliteit verandert.
Waar eind jaren negentig een grootscheeps bouwprogramma voor het gevangeniswezen nodig was, staan twintig jaar later de cellen leeg of worden ze verhuurd aan Polen. Over de oorzaak van deze crime drop bestaat in de criminologie veel discussie. Ik houd het op een onwaarschijnlijk groot succes van het preventiebeleid – op alle mogelijke manieren.
Goed gedaan jongens!
Persoonsgerichte interventies, toezicht door boa’s, target hardening (de bushokjes zijn niet meer stuk te krijgen), je kunt het zo gek niet bedenken of het is uitgevoerd. Kijk voor de gein maar eens naar Schiphol; ik zag laatst dat een grijze dame haar flesje 4711 eau de cologne moest inleveren bij de beveiliging. Goed gedaan jongens!
Nederland is in de laatste jaren behoorlijk ‘strak’ getrokken. Geen twijfel mogelijk. En toch hebben politie en justitie het drukker dan ooit. Huh?
Verschuiving criminaliteit
De verklaring is dat er een verschuiving plaatsvindt: van high impact crime, naar wat we hidden impact crime noemen. Dan gaat het met name om drie fenomenen: cybercrime, polarisatie en ondermijning. Over dat laatste fenomeen schreef ik al in mijn vorige column voor deze website.
Het zijn complexe veiligheidsvraagstukken. Gemeenten wordt vaak een belangrijke rol in de bestrijding toegedicht, maar de overheid heeft er weinig zicht op en dat maakt onrustig: de greep erop ontbreekt. Het past bij een samenleving die grimmiger wordt en veel onzekerheid met zich meebrengt. Boris Boef is vervangen door criminele netwerken waar moeilijk vat op is te krijgen.
In de touwen
De aanpak vraagt om inzet van veel partijen, die in een complexe omgeving moeten opereren. In dat verband zijn twee zaken cruciaal: slagvaardigheid van veiligheidsnetwerken en de veerkracht van het systeem. Het eerste gaat over de kwaliteit van samenwerken. Het tweede om het lerende vermogen van het systeem, op basis van risicoanalyses en veiligheidsincidenten. En dat op een efficiënte manier – niet blijven kletsen, maar op het juiste moment in de touwen.
Of boeven vangen lukt, ligt eraan ‘hoe’ er wordt gewerkt, welke partijen betrokken zijn, of de goede expertise aan boord is, wie de regie heeft, welke instrumenten beschikbaar zijn, wie het voortouw neemt in de operatie. En wat leren we daarvan? Samenwerking dus, niet als vrijblijvend woord, maar vanuit het besef dat dit psychologisch en institutioneel misschien wel de moeilijkste opdracht is.
Je wint er geen verkiezingen mee, maar het is in toenemende mate waar het in de veiligheid om gaat.
Prof. Hans Boutellier is wetenschappelijk directeur van het Verwey-Jonker Instituut, hoogleraar veiligheid & veerkracht aan de Vrije Universiteit in Amsterdam en voorman van de Kenniswerkplaats Veiligheid & Veerkracht.
Geef een reactie