De Eerste Kamer heeft ingestemd met een wijziging van de Opiumwet die burgemeesters een ruimere sluitingsbevoegdheid voor drugspanden geeft. De aanpassing is het eerste onderdeel van de zogenoemde ondermijningswetgeving die in werking treedt, op 1 januari 2019.
Minister Grapperhaus van Justitie en Veiligheid geeft met de nieuwe wet uitvoering aan zijn plan van aanpak voor ondermijning. ‘We worden bijna dagelijks geconfronteerd met georganiseerde criminaliteit die onze samenleving ondermijnt. Door gevaarlijke drugslabs midden in woonwijken, door bedreiging van bestuurders en door vermenging van onder- en bovenwereld. De aanpak hiervan zie ik als een van mijn belangrijkste opdrachten,’ zei Grapperhaus onlangs.
De daarbij behorende ‘ondermijningswetgeving’ is een verzamelnaam voor meerdere wetsvoorstellen, reeds lopend en nieuw. Dinsdag aangenomen is een wijziging van de Opiumwet, die de bevoegdheid van een burgemeester om een pand of woning te sluiten in verband met drugshandel of -productie verruimt. Dat mag voortaan ook als voorwerpen of stoffen worden aangetroffen die duidelijk bestemd zijn voor het telen of bereiden van drugs. Nu mag dat alleen als er daadwerkelijk drugs worden aangetroffen. De Eerste Kamer had nog wel wat zorgen bij de wetswijziging, bijvoorbeeld over de veranderende rol van de burgemeester en de gevolgen van de sluiting voor huisgenoten en de bredere leefomgeving.
Ondermijningswetgeving
Een ander onderdeel van de ondermijningswetgeving waarmee gemeenten te maken krijgen is het wetsvoorstel Gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden (WGS), dat het delen van informatie binnen samenwerkingsverbanden als veiligheidshuizen moet vergemakkelijken.
Ook wil Grapperhaus tegemoetkomen aan de wens van gemeenten om meer gegevens te kunnen delen onderling en met partners. Uitgangspunt is ‘om overheden maximaal in staat te stellen om een effectieve bijdrage aan de integrale aanpak van ondermijning te leveren. Een van de hoofdthema’s hierbij is intra-gemeentelijke gegevensdeling’. Grapperhaus maakt zich wel zorgen over ‘de bevoegdheidsverdeling tussen het openbaar bestuur enerzijds en de opsporings- en vervolgingsautoriteiten anderzijds’. En hij vraagt zich af hoe deze informatiedeling verenigbaar is te maken met de Algemene verordening gegevensbescherming. Daarom heeft hij advies aan de Raad van State gevraagd.
Daarnaast krijgen gemeenten meer mogelijkheden tot onderzoek naar ondermijning door een uitbreiding van de Wet Bibob (bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur). Op grond daarvan kan de aanvraag van een subsidie of vergunning worden geweigerd en een verleende beschikking worden ingetrokken. Door de wetswijziging mag bijvoorbeeld ook de zakelijke omgeving van een bedrijf of persoon onderzocht worden. Het wetsvoorstel is in november goedgekeurd door de ministerraad.
De rol van boa’s
Bij de aanpassing van wetgeving is er ook aandacht voor de rol van buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s) bij het voorkomen, signaleren en aanpakken van ondermijning. Zij moeten in de beleidsregels ‘een algemene bevoegdheid krijgen om signalen van ondermijning buiten het domein van hun eigen opsporingsbevoegdheid te melden aan collega’s van het desbetreffende domein’, schreef Grapperhaus aan de Kamer.
Het idee om boa’s ambtsedig proces-verbaal op te laten maken voor feiten waarvoor zij niet opsporingsbevoegd zijn, is door de minister afgekeurd. ‘In overleg met gemeenten heb ik reeds vastgesteld dat het niet wenselijk is.’ Verder geeft Grapperhaus aan dat hij met enkele gemeenten in gesprek is om de rol van boa’s bij de aanpak van ondermijning nader te verkennen. De verwachting is dat die gesprekken in het voorjaar zijn afgerond.
Ondermijningsfonds
Voor de uitvoering van de plannen is een ‘ondermijningsfonds’ in het leven geroepen. Afgelopen zomer werd bekend dat van de 100 miljoen euro uit het fonds, 85 miljoen naar de regio’s gaat. Gemeenten werken daarin samen met onder meer de politie, het Openbaar Ministerie en de Belastingdienst. Dat gebeurt bijvoorbeeld in de zogenoemde Regionale Informatie en Expertise Centra (RIEC’s), gericht op de bestrijding van ondermijnende criminaliteit. Alle regio’s konden plannen indienen en inmiddels is bekend hoe het geld is verdeeld. Zo krijgt de regio Rotterdam 11 miljoen, Oost-Nederland bijna 9 miljoen en Amsterdam-Amstelland ruim 8 miljoen.
Het grootste bedrag uit het fonds gaat naar de regio Brabant-Zeeland, namelijk 20,5 miljoen. Aanvullend krijgt deze regio nog 4 miljoen. De Taskforce Brabant-Zeeland en het Regionaal Informatie en Expertise Centrum (RIEC) stelden een versterkingsplan op. Co-voorzitter John Jorritsma: ‘Met deze gelden wordt het mogelijk om alle voorgestelde initiatieven uit te voeren. Onderdeel daarvan is het programma Een Smart Overheid, waardoor slimmere informatie-uitwisseling tussen partners mogelijk wordt en we veel vlotter crimineel ondernemerschap kunnen verstoren.’
Het geld wordt onder andere ingezet voor het blootleggen van financiële structuren die criminelen gebruiken en op de versterking van de aanpak van kwetsbare gebieden, zoals vakantieparken, het agrarisch buitengebied en bedrijventerreinen. Naast het eenmalige ondermijningsfonds is er vanaf 2019 structureel 10 miljoen per jaar beschikbaar. Dat geld gaat onder meer naar de expertisecentra.
Geef een reactie