De door de regering genoemde garanties op een maatschappelijke en bestuurlijke lokale inbedding van de politie zijn voorlopig niet erg overtuigend.
– VISIE – Prof. dr. ir. Jan Terpstra
De plannen van de regering tot de invoering van de Nationale Politie worden op dit moment in hoog tempo uitgewerkt. Steeds duidelijker worden de contouren van de nieuwe organisatie. Tegelijk blijven er punten van zorg bestaan over de wijze waarop het nieuwe bestel vorm krijgt. In het volgende ga ik op twee van deze punten in, namelijk de lokale inbedding van de politie en de noodzaak van een institutioneel tegenwicht.
Over het belang van een lokale maatschappelijke en bestuurlijke inbedding van de politie lijkt iedereen in Nederland het wel eens te zijn. Ook de regering benadrukt telkens weer dat de Nationale Politie haar basis moet hebben dicht bij de burger, in de wijk en in de gemeente. Ook volgens het recente (concept) Ontwerpplan van oktober 2011 moet het zwaartepunt van taakuitvoering van de nationale politie liggen op lokaal niveau.
De Burgemeester
De regering meent dat het nieuwe bestel daartoe voldoende garanties biedt doordat de gezagsrol van de burgemeester blijft, de functie van de lokale gezagsdriehoek wettelijk wordt vastgelegd en de daarin deelnemende partijen afspraken kunnen maken over de inzet van de politie. De positie van de burgemeester zou daarbij worden versterkt omdat deze zich kan beroepen op het door de gemeenteraad vastgestelde wettelijk verplichte integraal veiligheidsplan. Volgens de regering kan de burgemeester op grond hiervan de gezagrol concreter richting geven en zal zo de regierol van de gemeente worden versterkt.
Te vrezen valt echter dat deze garanties onvoldoende zullen zijn. Naar verwachting zal het voor burgemeesters in het nieuwe bestel lastiger worden hun gezag inhoud te geven. De afstand tot het beheer wordt voor hen groter. In een centraal georganiseerd bestel zal men zich binnen de politieorganisatie vermoedelijk vooral naar boven richten waar immers de middelen worden verdeeld en de prioriteiten worden vastgesteld. De kans is daarmee aanwezig dat niet meer het beheer het gezag volgt (het uitgangspunt dat tot nu toe gold), maar dat het beheer leidend wordt en dat het lokaal gezag maar moet proberen er het beste van te maken.
Vagere structuur
Tegelijk zal de ondersteuning aan het lokaal gezag vanuit het bestaande regionaal niveau verdwijnen. Daarvoor in de plaats komt een veel vagere structuur op het niveau van de tien afzonderlijke nieuwe gebieden. Het is nauwelijks voor te stellen wat voor richting, eenheid en overtuigingskracht een overleg zal opleveren tussen bijvoorbeeld de ongeveer tachtig burgemeesters in het gebied dat de provincies Gelderland en Overijssel beslaat. Voor de nieuwe en onduidelijke figuur van de regioburgemeester zal dit een enorme klus zijn.
Op lokaal niveau zal het lastiger worden de lokale driehoek goed in te vullen. Sterker dan nu moeten de afspraken die daar worden gemaakt, passen binnen van bovenaf en op afstand gemaakte kaders en afspraken. De afstemming met het lokaal veiligheidsbeleid zal vermoedelijk problematischer worden. De toegezegde wettelijke verankering van de gemeentelijke regierol zal hiervoor naar verwachting geen oplossing bieden. Aan de bestaande bevoegdheden die in de praktijk nu al gemeengoed zijn (als een periodiek gemeentelijk veiligheidsplan) worden geen nieuwe toegevoegd. Ook in de nieuwe situatie hebben gemeenten geen doorzettingsmacht.
Justitiële partners
Ook in een nationaal bestel blijft van belang dat de politie intensief samenwerkt met andere partijen, zoals gemeenten, woningbouwcorporaties, bedrijven, welzijnswerk en scholen. Met de komst van de Nationale Politie wordt vooral de band met de justitiële partners versterkt. Niet voor niets wordt de gebiedsindeling van de politie gelijk aan die uit de gerechtelijke kaart. Het is echter niet onwaarschijnlijk dat deze versterking van de relatie tussen politie en justitie samen gaat met verzwakte mogelijkheden tot samenwerking met andere partners in de veiligheidszorg. Zo zal de aansluiting op de ontwikkelingen en initiatieven rond de veiligheidsregio onder druk komen te staan.
Dit geldt ook voor de samenwerking op lokaal niveau met partners en voor de afstemming met het lokaal veiligheidsbeleid. Te vrezen valt dat uiteindelijk de politie op grotere afstand komt van lokaal bestuur en lokale samenleving. De nu al bestaande tendens dat gemeenten als alternatief hiervoor hun eigen toezichts- en handhavingsapparaat ('de nieuwe gemeentepolitie') ontwikkelen, zal daardoor vermoedelijk worden versterkt. Of dat goed is voor de eenheid en het niveau van de beschikbare bevoegdheden op lokaal niveau, is echter de vraag.
In het thans nog bestaande bestel is vaak gewezen op het democratisch gat op lokaal niveau. Ondanks de bezwerende formules die op dit punt worden uitgesproken, is de kans groot dat in het nieuwe bestel dit gat nog groter wordt. Gemeenteraden krijgen nu weliswaar het recht gehoord te worden over een regionaal beleidsplan. De vraag is echter wat het 'horen' van enige tientallen gemeenteraden over één regionaal plan kan opleveren. De nu nog bestaande mogelijkheid om als gemeenteraad de burgemeester aan te spreken als lid van het regionaal college komt bovendien te vervallen.
Kortom, de door de regering genoemde garanties op een maatschappelijke en bestuurlijke lokale inbedding van de politie zijn voorlopig nog niet erg overtuigend. Dit geldt ook voor de stelling van de regering dat met de komst van het nieuwe bestel de politie nog dichter bij de burger komt dan nu al het geval is. Wishful thinking?
Dit is een deel van een artikel dat is verschenen in het themanummer Nationale Politie van het Tijdschrift van de Politie.
Geef een reactie