“Dan vragen twee jongens van 11 die vergunning wel aan”, is de reactie op het beleid. Hoe een roeiboot het symbool werd van een spanningsveld tussen participatie en handhaving. “De Kop van Jut, dat moet dan maar.”
Column
– Nico van Wijk
In een meertje naast een schans in Weesp ligt een roeiboot, daar neergelegd door omwonenden. Het burgerinitiatief kan op veel sympathie rekenen. Iedereen mag het bootje gebruiken; dat wordt bijna dagelijks gedaan. Vissers. Scholieren die pauze hebben. Dagjesmensen. Als ze de stevige boot na hun tochtje op het water maar weer vastbinden aan een paaltje.
Omwonenden gebruiken de boot om afval uit het water te vissen – vaak blikken bier van mannen die zich op de bankjes van de schans een stuk in hun kraag drinken. De zo vaak besproken participatiemaatschappij in de praktijk, zou je zeggen. Iedereen blij? Nou nee.
De boot
Maandenlang staat niemand erbij stil dat het gratis te gebruiken bootje naast de enige steiger aan het meertje door de gemeente kan worden verwijderd met een beroep op de Algemene Plaatselijke Verordening uit 2011, een document [1] dat volgens ingelezen raadsleden vraagt om revisie, en een met de gemeenteraad afgesproken handhavingsnota.
Toch is dat precies wat er gebeurt in Weesp, mijn woonplaats aan de Vecht, op een steenworp afstand van Amsterdam. Als redacteur van deze website schrijf ik al jaren over de lokale overheid; nooit eerder ging dat over mijn eigen gemeente. Regisseren. Burgerkracht. Loslaten, communiceren. Vele interviews deed ik over dit soort onderwerpen. De rol van gemeenten verandert, is me wel duidelijk.
Simpel gezegd zal er meer overlap moeten zijn tussen burgers, bestuur en ambtenarij. Anders krijgen inwoners het idee dat ze enkel mogen participeren wanneer dat helpt bij het bezuinigen door hun gemeente. Dat helpt de toch al lage opkomst bij verkiezingen niet mee. Het adagium ‘regels zijn regels’ werkt steeds minder. Ambtenaren moeten naar de inwoners toe en meedenken, kreeg ik onlangs nog te horen van CvA-voorzitter Roel Cazemier, ook burgemeester van het Twentse Dinkelland.
Dit alles lijkt juist in mijn eigen woonplaats amper te gebeuren, met de zogenoemde Wilhelminaboot als symbool.
Om te horen wat de overwegingen zijn bij een dergelijke kwestie, met de onderliggende vraag of dit elders in het land ook stof tot nadenken geeft, ging ik naar de burgemeesterskamer van het Weesper stadhuis om te praten met Bas Jan van Bochove.
De burgemeester
Van Bochove was tien jaar lang Tweede Kamerlid voor het CDA. Sinds april dit jaar is hij waarnemend burgemeester van Weesp. Zijn voorganger stond niet bekend als een liefhebber van handhaving; deze burgemeester wil juist strenge grenzen hanteren. Naar eigen zeggen komt dat onder meer door zijn dossierkennis van grote rampen zoals de brand in Volendam of het vuurwerkdrama in Enschede.
“Enige ordening is nodig”, begint Van Bochove ons gesprek.
In de praktijk betekent die ordening het toepassen van bestuursdwang. Er is een officieel schrijven op de boot geplakt met de belofte dat het vaartuig binnen twee weken zal worden verwijderd. Het is een manier om in gesprek te gaan met de eigenaar van de boot, stelt de gemeente. Punt is namelijk dat niemand zich de eigenaar wil noemen. De boot is van iedereen, zeiden omwonenden tegen ambtenaren die poolshoogte kwamen nemen.
Waarom de eigenaar niet simpelweg om een vergunning vraagt? Mogelijk zijn ze bang dat hun gemeente nee zal zeggen, is het vermoeden. “Maar wij nemen dit soort burgerinitiatieven uiterst serieus”, zegt de burgemeester. “Onze deur staat open.”
De burgers en het bestuur vinden allebei dat de andere partij moet bewegen. Ondertussen is de aankondiging al van het bankje in de boot gekrabd, zoals te zien op de foto onderaan deze column.
De burgers
Wat nu? De boot uit het water laten takelen? Liever niet, is het antwoord. Toch moet er iets gebeuren. Volgens de gemeente was de bestuursdwang een manier om in gesprek te raken met de initiatiefrijke inwoners van Weesp, maar het enige resultaat is geweest dat twee jongens van elf jaar oud de vergunning hebben aangevraagd.
“Leuk van die jongens”, zegt Van Bochove, maar het is nog sterk de vraag of zij dat papiertje wel krijgen. Tegelijkertijd zal elders een boomhut worden verwijderd. De lijst met actiepunten is lang. De reacties op de website van de lokale krant tonen aan dat het strengere handhavingsbeleid de handen niet op elkaar krijgt. Zo wordt het dus helemaal niets met de burgerparticipatie, is de teneur.
“Als ik de Kop van Jut ben, dan moet dat maar”, reageert de burgemeester. “Wij moeten denken aan de oeverbescherming en de veiligheid. Als er niets aan de hand is wil iedereen dat de gemeente zich zo weinig mogelijk bemoeit met haar inwoners. Als er wat gebeurt, zijn het dezelfde mensen die vragen waarom de gemeente nooit heeft ingegrepen. Als een kind uit die boomhut valt, hebben wij het gedaan.”
En ja, de gemeente Hollands Kroon wil heel innovatief gaan werken zonder APV, maar de burgemeester van Weesp verwacht dat een dergelijk besluit in de praktijk tot veel discussie zal leiden. “Sowieso is dat in een stadse omgeving veel lastiger.”
De vrijheid van de één is de beperking van de ander, concludeert de waarnemende Kop van Jut. “Ook als een betrokkene gelijk zou krijgen van de rechter lig ik daar niet wakker van. Dan is het ten minste duidelijk. Toch heb ik natuurlijk liever dat we dit samen oplossen.”
De boot gemist?
Mist Weesp de participatieboot? Haalt ze bakzeil? Gaat de gemeente het schip in? Woordgrappen te over; de kwestie blijft evenwel serieus. Het gaat uiteindelijk om het imago van de gemeente en het woonplezier van inwoners. Het zou mooi zijn als de boot blijft liggen, maar de burgemeester heeft best valide punten.
Moet je dit loslaten als lokale overheid? Wie het weet, mag het zeggen.
[1] Het is verboden met een ander vaartuig, niet zijnde een woonschip, een ligplaats in te nemen of te hebben, dan wel een ligplaats voor een vaartuig beschikbaar te stellen op door het college aangewezen gedeelten van het openbaar water, staat in artikel 5:24 lid 2 van de APV 2011.
Geef een reactie