Door het accepteren van een demonstratie door aanhangers van terreurgroep ISIS heeft burgemeester Jozias van Aartsen de Nederlandse anti-terreurwetgeving overtreden, oordeelt het Wiesenthal Centrum.
Mautal-Yahud, schreeuwden Haagse mannen met baarden en djellaba’s tijdens een ISIS-demonstratie, wat dood aan joden betekent. Ook het roepen van Khaybar Khaybar is vastgelegd. Dit is dan weer een verwijzing naar de pogrom van joden door Mohammed en zijn leger in het jaar 629. Verder werden journalisten het werken onmogelijk gemaakt en werd een vlag van de terreurgroep op een politiewagen gehangen. Toch liet Van Aartsen via een woordvoerder weten dat er geen grenzen waren overschreden.
Ondanks het beeld- en geluidsmateriaal liet de gemeente weten eerst te onderzoeken of dit soort uitspraken wel gedaan zijn. In de verklaring over het onderzoek staat ook “dat het grondrecht om te demonstreren zo fundamenteel is dat alle Nederlandse burgemeesters ervoor moeten zorgen dat ook mensen met een omstreden mening een demonstratie kunnen houden. Ook als die door anderen als schokkend wordt ervaren.”
Het kwam de burgemeester op veel kritiek te staan. Dat heeft hem diep geraakt, laat Van Aartsen weten. “Nimmer heeft hij, of is op zijn gezag gezegd, dat tijdens de demonstratie van 24 juli geen morele grenzen zijn overschreden”, meldt de gemeente in een persbericht. Inderdaad is de reactie van de burgemeester door het woord ‘morele’ geen letterlijk citaat, maar dat is dan wel het enige verschil.
Wiesenthal Centrum
Vanuit Parijs laat het Simon Wiesenthal Centrum per brief weten geschokt te zijn over de uit de hand gelopen demonstratie in Den Haag “ironically branded as the ‘City of Peace and Justice’ calling for the Death of Jews“. De brief stelt de vraag of bij er bij een volgende demonstratie waarin wordt aangezet tot haat wel wordt ingegrepen.
Een petitie om Van Aartsen te laten opstappen gaat ondertussen richting de 17.000 ondertekenaars. De lokale fractie van de PVV stelt dat de burgemeester moet opstappen. Van Aartsen zegt te wachten op het onderzoek van het Openbaar Ministerie.
Geef een reactie