Een nationale politie levert efficiencyvoordelen op, maar is pas echt succesvol als burgers zich veiliger voelen in hun directe leefomgeving. Daarom is het belangrijk dat de lokale veiligheidsproblematiek medebepalend is voor de inzet van de politie.
Op de schaal van de gemeente, de directe leefomgeving van burgers, worden niet alleen veiligheidsproblemen zichtbaar, maar kunnen ze ook slim worden aangepakt. Deze en andere punten staan in de reactie op het wetsvoorstel die de VNG vandaag aan minister Opstelten heeft verstuurd. De VNG geeft daarbij concreet aan hoe het voorstel kan worden verbeterd.
Het kabinet heeft in de plannen voor een nationale politie een aantal voorstellen van de VNG overgenomen om de rol van de gemeente te versterken, maar als puntje bij paaltje komt bepaalt straks toch de minister in welke wijk de agenten lopen. De invloed van de burgemeester is te beperkt.
Volgens de VNG is het beter als burgemeesters, officier van justitie en politie regionaal bepalen waar hoeveel mensen en middelen worden ingezet. Een vraaggestuurde aanpak dus. De burgemeesters van Achtkarspelen, Maastricht en Zutphen kennen hun lokale situatie immers beter dan de minister in Den Haag. Het kabinet kiest echter voor een topdown-benadering, waarbij de minister bepaalt hoeveel politiecapaciteit elke regio krijgt om nationale prioriteiten uit te voeren. De burgemeester dreigt daardoor bij de inzet van politie geen rekening te kunnen houden met de veiligheid en leefbaarheid in de wijk. De VNG vindt dat de politiecapaciteit op een evenwichtige manier moet worden verdeeld over landelijke, regionale en lokale prioriteiten.
Eerder deze week stelde ook de Rob in een advies dat lokale invloed op de politie van belang is, omdat de directe leefomgeving van burgers bepalend is voor hun gevoel van veiligheid. De VNG doet de minister concrete voorstellen om de betrokkenheid van de gemeenten te garanderen en zo de lokale veiligheid – en dus de veiligheidsbeleving van burgers – als uitgangspunt te nemen.
Geef een reactie