Foto: noodopvang in Haarlem op cruiseschepen
Het regelen van opvangplekken voor vluchtelingen uit Oekraïne gaat ’traag maar gestaag vooruit’, aldus voorzitter Hubert Bruls van het Veiligheidsberaad na afloop van het burgemeestersoverleg maandag. De burgemeesters verwachten volgende week 50.000 plekken te hebben gerealiseerd, maar de kosten lopen op.
Het verzoek aan gemeenten en veiligheidsregio’s is om voor 23 juni 75.000 opvangplekken klaar te hebben. Het kabinet wil de eerste 50.000 noodopvangplaatsen uiterlijk 23 mei gerealiseerd hebben. Dat lijkt dus te gaan lukken. De stap naar 75.000 plekken voor Oekraïense vluchtelingen is ‘een extra flinke opgave, maar het kan,’ zei Bruls eerder al.
Burgemeesters trekken niettemin bij het kabinet aan de bel over noodzakelijke investeringen. Die zijn voor gemeenten soms moeilijk op te brengen. Bijvoorbeeld de huur van een groot gebouw. Ook leven er zorgen over de kosten van zaken als onderwijs en medische zorg. Alles wordt duurder naarmate er meer kleine opvanglocaties in een veiligheidsregio zijn. Het Veiligheidsberaad is daarom voorstander van grote voorzieningen.
‘Geen resultaatverplichting’
Staatssecretaris Eric van der Burg van Justitie en Veiligheid zag zich door de ontwikkelingen in Oekraïne ‘genoodzaakt om bovenop het eerdere verzoek voor 50.000 opvangplekken, gemeenten te vragen om 25.000 additionele noodopvangplekken,’ zo schrijft hij aan de 25 burgemeesters die een veiligheidsregio voorzitten. ‘Ik vraag u mijn verzoek op te vatten als een inspanningsverplichting en geen resultaatverplichting.’
Eerder was het de bedoeling dat na 50.000 opvangplekken het Rijk verantwoordelijk zou worden voor extra plekken, in de vorm van de Nationale Opvang Organisatie (NOO). Maar daar komt de staatssecretaris op terug. ‘Dit is onverstandig en leidt tot afbreukrisico’s,’ schrijft hij.
Gemeenten bijstaan
‘Het is onmogelijk om op korte termijn een dusdanig uitvoeringsapparaat op te zetten, dat het werk van gemeenten voortvarend zou kunnen overnemen. Ook gaat een dergelijke overdracht tot complexe afspraken leiden over taken en verantwoordelijkheden, omdat de locaties altijd in gemeenten gelegen zijn.’
De NOO gaat gemeenten wel bijstaan in het zoeken van de benodigde opvangplekken. De organisatie bestaat uit enkele tientallen mensen die gemeenten ondersteunen. ‘Zij hebben contacten met diverse aanbieders van noodopvang, zoals cruiseschepen, hotels en vakantieparken en kunnen hierin bemiddelen,’ aldus Van der Burg.
Landelijk aanspreekpunt
Bruls noemt de NOO een goede eerste stap en ziet de organisatie als een landelijk aanspreekpunt voor gemeenten. Bijvoorbeeld als een gemeente een locatie wil ontwikkelen tot opvangplek, maar daarvoor een contract van 1 miljoen euro moet afsluiten.
‘Dat is geen investering die je zomaar kunt aangaan. Dan heb je instemming nodig van je opdrachtgever en dat is in dit geval de rijksoverheid. De NOO kan dan op korte termijn beslissen of dit wel of niet door moet gaan, en dan kunnen wij vooruit.’
Extra beroep
De verdeling van de plekken over de regio’s zal volgens Van der Burg gaan ‘op basis van de eigen analyse van de veiligheidsregio’s over draagkracht en mogelijkheden’. En: ‘We begrijpen dat er financieel extra beroep op u wordt gedaan’. Voor gemeenten gaat de bestaande regeling ook gelden voor de plaatsen tot 75.000.
De vergoeding voor veiligheidsregio’s voor hun rol in de coördinatie en de extra daaraan verbonden kosten, wordt in een aparte regeling opgenomen. Gemeenten die binnen hun veiligheidsregio deze coördinerende taken op zich nemen, kunnen daar gebruik van maken. Naar verwachting is de regeling eind mei gereed.
Rijksvastgoedbedrijf
Van der Burg wijst erop dat het aanbod van het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) om een zestiental panden te transformeren en geschikt te maken voor de opvang van verschillende groepen, nog steeds geldt. ‘Op dit moment is de verdergaande toepassing van het staatsnoodrecht niet aan de orde. Alles wordt op alles gezet om dit te voorkomen,’ schrijft hij. Van der Burg noemde de roep om dwang bij de opvang van asielzoekers eerder ‘een nederlaag’.
Doorstroom
Ook werken de NOO en het ministerie van Binnenlandse Zaken aan meer langdurige huisvesting, die doorstroom vanuit de noodopvang mogelijk moet maken. Dit is volgens Van der Burg complex en zal enige tijd in beslag nemen. De noodopvanglocaties moeten misschien langer in gebruik blijven dan drie tot zes maanden. Inmiddels zijn verschillende gemeenten zelf aan de slag met de ontwikkeling van dergelijke projecten, zoals Amsterdam, Zaanstad en Buren.
Onbegrip
De staatssecretaris spreekt zijn waardering uit voor medewerkers en bestuurders van gemeenten en de veiligheidsregio’s, ‘die zich samen met maatschappelijke organisaties en vrijwillige burgerinitiatieven – met succes – tot het uiterste inspannen om deze crisis in goede banen te leiden. Ik realiseer mij goed dat de normale dienstverlening aan de burgers hiermee onder druk komt te staan en dat dit soms pijn doet en tot onbegrip leidt.’
Van der Burg wil zich ervoor inzetten ‘de pijn en het onbegrip tot het minimum te beperken’.
Geef een reactie